Jongeren ronselen voor een betere wereld

In Narthex (Tijdschrift voor levensbeschouwing en educatie) juni 2018 werd een mailwisseling gepubliceerd van Birgit Pfeifer over het thema jeugd en extremisme met pedagoog Stijn Sieckelinck. Hij studeerde sociale en wijsgerige pedagogiek aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij is verbonden aan het interdisciplinary Institute for Societal Resilience aan de VU in Amsterdam en is een internationaal expert op het gebied van radicalisering.

 

Aan: Stijn Sieckelinck
Van: Birgit Pfeifer
woensdag 3 april 2018, 10:07

Beste Stijn,

Per 1 april ben ik benoemd tot practor Verschillen waarderen bij de federatie christelijk MBO. Vandaag is mijn eerste werkdag, en ik zou graag met je van gedachten wisselen over de rol van het onderwijsveld bij het voorkomen van radicalisering onder jongeren. Jij hebt als expert op dit gebied talloze jongeren gesproken die diep in de extreemrechtse of jihadistische beweging hebben gezeten, daar uit zijn gestapt, maar nog steeds gepassioneerd zijn over rechtvaardigheid. Uit deze gesprekken blijkt dat deze jongeren een behoefte aan zingeving hebben. Ook uit mijn eigen onderzoek blijkt dat zingevingsvragen en rol spelen in radicaliseringsprocessen. Extremisten die jongeren werven, spelen vaak in op deze zingevingsbehoefte. Hoe kunnen docenten en jongerenwerkers hetzelfde doen, zoals je het in jouw nieuwe boek Reradicaliseren noemt: ronselen voor een betere wereld? Hoe kunnen zij morele invloed uitoefenen om jongeren alternatieven te bieden voor extremistische propaganda? Hoe kunnen zij de dialoog aangaan met jongeren om hen minder vatbaar te maken, zodat ze niet van de democratische samenleving vervreemden? Welk pedagogisch repertoire heb je hiervoor nodig?
Het nieuw opgerichte practoraat, waarvoor ik aan de slag ga, heet ‘Verschillen waarderen’. Het gaat dus verder dan accepteren van of om kunnen gaan met. Is de lat te hoog gelegd? Ik hoor graag van je.

Met vriendelijke groet,
Birgit Pfeifer

 

Aan: Birgit Pfeifer
Van: Stijn Sieckelinck
woensdag 3 april 2018, 13:17

Beste Birgit,

Wat fijn dat ik deel mag uitmaken van jouw eerste werkdag als practor. Vandaag ben ik in Parijs op een conferentie over het nieuwe plan van president Macron tegen radicalisering. Ik heb er verteld hoe in Nederland naar preventie wordt gekeken en wat het belang van pedagogische actoren daarin is.

Zoals je schrijft, draait het bij radicalisering van jongeren inderdaad om zingeving. Jongeren zijn zingevingszoekers. Altijd zit er een leegte of onveiligheidsgevoel dat moet worden opgevuld. Dat is nodig om als persoon overeind te blijven.

Die behoefte aan zingeving is de grote gemene deler. Maar de manier waarop die behoefte geuit wordt, kan verschillen. Hier moeten we als opvoeders beter op inspelen. Heel vaak heeft het te maken met de manier waarop jongeren de ruimte zoeken om hun eigen idealen en opvattingen naar buiten te brengen over hoe dingen beter zouden kunnen. Ze willen met die idealen ergens terecht kunnen.

Tot zover even mijn korte reactie, de pauze van de conferentie is bijna ten einde. Ik ben benieuwd hoe jij hier tegenaan kijkt.

Groet,
Stijn

 

Aan: Stijn Sieckelinck
Van: Birgit Pfeifer
woensdag 3 april 2018, 14:41

Beste Stijn,

Hartelijk dank voor je snelle reactie, en dat nog wel in jouw lunchpauze. Ik vroeg me na jouw reactie af waar jongeren nog terecht kunnen met hun idealen? En in hoeverre het onderwijs een plek is om het over idealen te hebben, zeker als die idealen mogelijk in strijd zijn met de visie van school.

In jouw boek koppel jij zingeving aan de behoefte van de jongere aan extatische ervaringen. In mijn promotieonderzoek naar school shootings noem ik dat een soort transcendente ervaringen. Wat we beiden bedoelen is dat jongeren op zoek zijn naar ervaringen die boven henzelf uitstijgen. Zij willen gezien worden, iets betekenen, voor het grote doel leven. Moet je als school of als docent aan deze behoefte naar extatische ervaringen tegemoet komen, en zo ja, hoe doe je dat dan?

Daarnaast is er een vraag die bij heel veel docenten speelt: wat doe je als docent, wanneer jongeren in je klas extreme uitspraken doen. Hoe benader ik de jongeren die uitspraken doen als “Alle Joden aan het gas” of “Homo’s moeten worden afgemaakt?” Hoe doe je dat op een pedagogisch verantwoorde manier? Heb je daar ideeën over?

Met vriendelijke groet,
Birgit Pfeifer

Aan: Birgit Pfeifer
Van: Stijn Sieckelinck
woensdag 3 april 2018, 17:47

Hallo Birgit,

Naar mijn mening moet een school zeker inspelen op de behoefte van jongeren naar extatische ervaringen. Je moet beseffen dat jongeren niet alleen behoefte hebben aan droge kennis, maar ook – of vooral – aan betekenisgeving. In creatieve vakken, zoals kunst en poëzie, leren ze zich uiten. Juist in de activiteiten waarin de kaders niet zo vast liggen, kunnen we de jongeren de vrijheid bieden om te ontdekken wie ze zijn. Dat leren we uit het jongerenwerk.

Muziek is hierbij een interessante uitingsvorm. Kijk maar naar jongeren die islamitische muziek luisteren. Die muziek wijkt af van de muziek waarmee de jongeren in de Nederlandse maatschappij omringd worden, op tv, in de supermarkt. Als ik die muziek hoor, dan voel ik ook wat die muziek kan betekenen: troost. Muziek is een cultuuruiting, die de mogelijkheid biedt om jouw gevoel een plek te geven. Jongeren zijn op zoek naar dit soort uitingen en plekken waar ze zich thuis voelen. Scholen moeten dit inzien en proberen de obstakels uit de weg te halen die dit zich-thuis-voelen op school in de weg staan. Het is belangrijker dan ooit dat de school voor de jongere een ‘thuisgevoel’ geeft. Omdat de wereld zo snel verandert, moet je die behoefte aan bescherming wel serieus nemen.

Een jongere die extreme uitspraken doet stelt eigenlijk een vraag, hoe vreemd dat ook klinkt. Eigenlijk zegt hij: “Het gaat niet goed met mij, en ik heb het idee dat het niet goed gaat met de wereld.” Die twee hebben zich vervlochten in zo’n jongere. Hij verbindt zijn lot met dat van een groep, een natie, een volk, een collectiviteit. Ik denk dat wanneer zoiets gebeurt, de pedagoog niet teveel moet ingrijpen op de kwestie zelf. Hij moet deze radicale uitspraak niet proberen te weerleggen, maar hij moet snappen dat er andere redenen zijn die achter de uitspraak verscholen liggen. Het is om stoer te zijn onder de vrienden of om zich een identiteit aan te meten. Het is ook om een docent uit de tent te lokken, te provoceren, om duidelijk te maken: “Hé, ik ben iemand om rekening mee te houden.” Dat wil niet zeggen dat je de betekenis van die uitspraak helemaal moet laten schieten, maar als pedagoog moet je vooral aansluiten op het achterliggende motief.

Groet,
Stijn

Aan: Stijn Sieckelinck
Van: Birgit Pfeifer
woensdag 3 april 2018, 20:42

Beste Stijn,

De pedagoog Janusz Korczak was één van je inspiratiebronnen voor Reradicaliseren. Hij zegt dat jongeren wortels en vleugels nodig hebben. Hij stelt dat ontwortelde individuen radicaliseren. Als je ook nog de vleugels van deze mensen gaat kortwieken (ze vernedert), neem je alles van ze af en kun je geweld verwachten. Taak van het onderwijs is dus allereerst die wortels en vleugels niet te breken en te laten zien dat een democratisch samenlevingsmodel ruimte biedt aan verschillende identiteiten, ook radicalere varianten daarvan. Je schreef dat je als school tegemoet moet komen aan de verschillen van de studenten. Op zich zijn er veel soorten leerlingen met verschillende behoeften. Hoe zorg je ervoor dat iedereen zich thuis voelt op school?

Met vriendelijke groet,
Birgit Pfeifer

 

Aan: Birgit Pfeifer
Van: Stijn Sieckelinck
dinsdag 3 april 2018, 22:16

Hallo Birgit,

Hoe verschillend ook, we hebben in het onderwijs de taak jongeren voor te bereiden op het leven in een democratische omgeving. Dat geldt voor alle jongeren. In het onderwijs, van basis- tot hoger onderwijs, is een duidelijke leerlijn nodig: hoe ga je met conflicten en frustraties om, hoe leer je jezelf beter kennen door te snappen hoe je reageert op gebeurtenissen? Daar gaan we nu teveel aan voorbij, maar dit zijn juist vaak de oorzaken van uitbarstingen. Zonder geweld oplossingen creëren: dat moeten we toepassen in de hele schoolcultuur.

Er is jarenlang gezegd: diversiteit is een feit. Dit heeft zich ontwikkeld tot een soort ideologie: we móéten toe naar een multiculturele samenleving. Hetzelfde gaat op voor het begrip gelijkheid. Er heerst nu een ideologie dat we allemaal gelijk móéten zijn. Dit soort ideologieën moet je blijkbaar accepteren, en je mag het er verder niet meer over hebben. Maar dan kom je volgens mij in de problemen. Je moet het er wèl over hebben. Je moet identiteit onderwerp van gesprek maken, elkaar leren kennen. Niet praten over elkaar maar met elkaar, en dat kan niet zonder confrontatie.

Als scholen dat onderschrijven, moeten ze het ook laten zien. Mag ik een voorbeeld noemen? Er is nu het voorstel om het volkslied in het curriculum op te nemen. Op zich is daar wat voor te zeggen, maar de vraag is: wat doe je met dat volkslied? Is het ‘teaching into’ of ‘teaching about’? Ik denk dat je beide moet doen. De symboliek van samen een natie vormen kun je benutten, het is goed om kinderen die symboliek te leren, maar laten we het ook over het Wilhelmus zelf hebben. Wie heeft het geschreven bijvoorbeeld? (Weet je dat ik me heb laten vertellen, dat het een Belg geweest zou kunnen zijn?)

Ik las dat je practoraat ‘Verschillen waarderen’ heet. Dit lijkt mij hoog gegrepen. Gaat het niet om, wat ik hiervoor noemde, de confrontatie? Intercultureel opvoeden is ook altijd confronteren. Ik heb een masterthesis geschreven met als titel Doodgaan aan de ontmoeting. Dat zegt het wel een beetje, hè.

Groet,
Stijn

 

Aan: Stijn Sieckelinck
Van: Birgit Pfeifer
dinsdag 4 april 2018, 14:41

Beste Stijn,

Met ‘Verschillen waarderen’ is niet bedoeld dat het doel van het practoraat is om iedereen blij te maken dat we verschillend zijn. Verschillend zijn, kan ook betekenen: conflict, elkaar niet begrijpen.

We moeten de ander op waarde leren schatten en dat begint bij jezelf. Pas als je jezelf goed kent, kun jij het verschil met de ander op waarde schatten.

Ik wil nog even terug naar wat je zegt over dat we jongeren moeten leren conflicten op te lossen zonder geweld. Dat staat het concept redemptive violence van Walter Wink tegenover, dat jongeren in het nieuws, in films en in games tegenkomen: het geweld dat problemen oplost. Op school is het juist andersom, daar proberen we heel conflictmijdend te werken, en geen conflicten te laten ontstaan. Dat is het andere uiterste. Je zegt dat scholen de confrontatie moeten organiseren. Verschillen waarderen, wat betekent dat dan eigenlijk? In een relatie tot de ander moet je je open kunnen opstellen.

Het practoraat ‘Verschillen waarderen’ is dan ook geen practoraat burgerschapsvorming, omdat de focus niet alleen op de student ligt, maar ook op de docent. Die moet zich ook afvragen, waar zijn gezagsproblemen liggen en hoe hij een alliantie kan organiseren om zijn professionele eenzaamheid tegen te gaan. Om verschillen te waarderen moet je zelf in de spiegel kunnen kijken: wat is nu het verschil? Vaak kom je erachter dat het verschil niet zo groot is. Ik kan me voorstellen, dat het heel erg op je eigen identiteit ingrijpt, als je een Holocaust-ontkenner in je klas hebt. Maar als je dan weet welke vragen er achter die uitspraken zitten, dan raakt het jouw identiteit een stuk minder.

Met vriendelijke groet,
Birgit Pfeifer

 

Aan: Birgit Pfeifer
Van: Stijn Sieckelinck
dinsdag 4 april 2018, 17:47

Beste Birgit,

In de huidige maatschappij zijn allerlei confrontaties, op straat en niet te vergeten op het internet, waar miscommunicatie heerst en mensen elkaar de tent uitschelden. In deze context is het belangrijk dat scholen confrontaties organiseren, in een pedagogische omgeving. Jongeren moeten leren dat er verschillende manieren zijn om problemen en meningsverschillen op te lossen. Dat het heel goed is om de grenzen af te tasten, maar er niet overheen te gaan. Ze moeten weten tot waar ze kunnen gaan. Bijvoorbeeld dat uitspraken niet ten koste mogen gaan van anderen. Dat is heel belangrijk. Dat hoort bij de schoolcultuur, al vanaf de basisschool. Hoe beter de schoolcultuur, hoe beter de resultaten van de studenten. Dat ligt allemaal in dezelfde lijn.

Tegenwoordig hoor je vaak: moet de docent dit ook allemaal er nog bijdoen? Hij heeft het al zwaar genoeg. En dat is zo, het is een zwaar beroep, met de minste waardering. Toch komen we die docenten juist te hulp door te laten zien dat ordeproblemen afnemen, als je aandacht geeft aan deze kwesties. Voorwaarde is wel dat je in staat bent jongeren aan te spreken op hun gedrag. Dat is wat ik ook in mijn boek zeg: gedragsproblemen kun je pas aanpakken wanneer je de gezagsproblemen in kaart hebt gebracht. Die kun je niet los van elkaar zien.

Ik ben nu in Parijs, waar een groot plan wordt ontwikkeld over preventie van radicalisering. Dit begint met onderwijs. Maar hier in Frankrijk komt men niet verder dan het willen herinstalleren van de waarden van de Franse republiek. Het is dan aan de docenten om deze waarden uit te dragen. Probleem daarbij is dat je voorbijgaat aan de betekenisgeving van de docent zelf. Dat hebben we nu al in verschillende landen gezien: overheden gaan zeer snel voorbij aan de onzekerheden, de onervarenheden en de eigen politieke standpunten van de docenten. We moeten ernaar zoeken hoe je de mensen in de praktijk kunt ondersteunen in hun rol. We moeten ze niet laten zwemmen. Als je mensen aan hun lot overlaat, polariseren zaken alleen maar verder. Aan de andere kant moeten we ze niet tot in detail voorschijven wat ze moeten doen.

De docent moet leren om vanuit zijn pedagogische ervaring in te grijpen, zonder dat hij volledig overdonderd is door radicale uitspraken in zijn klas. Hij moet erbij stilstaan en op onderzoek gaan: waar komen dit soort uitspraken vandaan? Of hij laat het de jongeren zelf uitzoeken wat de bronnen zijn van hun uitspraken. Maak er bijvoorbeeld een project van: activeren in plaats van criminaliseren. Het blijft daarbij uiteraard lastig dat ook de docent een eigen politieke voorkeur heeft. Daar komt de schoolleiding in beeld. Die moet snappen dat de individuele docent gewetensproblemen kan hebben met het bespreken van bepaalde onderwerpen. Dan moet je als schoolleiding die docent een kader geven. Uiteindelijk gaat het erom dat je de kinderen in je klas ongeacht hun herkomst tot leren brengt. Daar kan de docent altijd op aangesproken worden.

Groet,
Stijn

 

Aan: Stijn Sieckelinck
Van: Birgit Pfeifer
woensdag 4 april 2018, 19:02

Beste Stijn,

Veel dank voor de tijd die je ervoor hebt genomen om mijn vragen te beantwoorden. Heerlijk om zo mijn nieuwe rol als practor te mogen opstarten. Ik ga ons gesprek aanbieden aan het tijdschrift Narthex, zodat in elk geval docenten godsdienst/levensbeschouwing al kennismaken met jouw ideeën over reradicaliseren en met mijn practoraat ‘Verschillen waarderen’. Deze beroepsgroep, die dagelijks met jongeren in gesprek gaat over schurende levensvisies, overtuigingen en idealen, zou wel eens zeer behulpzaam kunnen zijn bij het herstellen van de pedagogische dimensie van het onderwijs.

Met vriendelijke groet,
Birgit Pfeifer